Maandag 20 april 2009
Tot straks……….
Het was half 7 ’s avonds. Ik zat in de trein richting
Amsterdam samen met mijn jongste dochter Alyssia.
Het was een mooi zonnig weer in oktober, de zon hing
laag als oranje gloed in de lucht .
Het was vrijdag 10 oktober 2008 om precies te zijn.
Ik belde mobiel met mijn man Roy om te zeggen dat
wij goed en wel in de trein zaten op weg naar de
voorstelling van Ciske de Rat.
Terloops hoorde ik de stem van Priscilla op de achtergrond .
Eerder die middag heb ik haar geprobeerd te bellen om te vragen
of de afspraak met de kapper die ze voor me zou regelen gelukt was,
maar ze nam niet op. Later zag ik een “gemiste oproep” op het scherm van mijn mobieltje.
Priscilla heeft me terug gebeld maar ik was niet bereikbaar.
Dus toen ik Roy aan de lijn had en haar stem op de achtergrond hoorde,
vroeg ik hoelaat ik afspraak had met de kapper.
“ Zaterdag, half elf” werd er gezegd. Priscil had de moeite genomen om
een afspraak te maken met onze kapper, ze was het eerst vergeten te regelen
maar ging die vrijdag speciaal voor terug om voor mij een afspraak te maken.
Ik vond dit bijzonder omdat zij meestal door de drukte niet de
moeite meer nam als ze iets vergat.
Ondertussen was ze rustig gaan eten voordat ze rond kwart vóór acht
naar haar paard in Harmelen zou rijden. Zij was die avond alleen met Roy thuis.
Niet wetende dat dit hun laatste moment was samen.
Vader en dochter die zo close door het leven gingen. In één keer zijn ze wreed gescheiden.
De pijn is onbeschrijfelijk, ik voel het nog zo snijdend in mijn keel.
Pas om 23.15 uur had ik weer contact met Roy. Hij zou mij na de voorstelling
ophalen in Utrecht bij het treinstation. Ik belde hem op om te zeggen waar wij stonden.
Toen hoorde ik dat Priscilla een auto-ongeluk heeft gekregen.
En dat hij op de plaats van ongeluk was en dat Priscilla naar
het UMC per ambulance vervoerd was en dat hij mij zo kwam ophalen.
Het was net of een atoombom voor mijn voeten ontplofte,
de gevolgen van de knal werd langzaam maar zeker zichtbaar en tastbaar.
Toen keek ik direct in de kamers van de hel.
De overweldigende stank steeg als dikke zwarte rook
mijn ziel binnen en ik werd misselijk van de geur.
Na wat op een eeuwig durende wachttijd in de ijzige wind leek daar op
het bovendek van het station, kwam onze donker rode auto
met een politieagente aan het stuur en Roy ernaast aan.
Mijn maag was tientallen keren per minuut al gaan omkeren.
Er was een duistere macht die ik niet kon wegjagen en die
elke cel in mij deed krimpen. Deed verdorren, deed vergaan, deed smelten…
De hoop die tot het laatst was verdween op 11 oktober om 2.22 uur
als een waterdruppel op een gloeiende woestijnsteen.
Zo dor en dood voelde ik me van binnen.
Alle hoop was vervlogen en ik stond met lege handen en verstijfd ,
toen wij hoorden dat de doktoren de strijd hadden verloren.
Priscilla is in die vroege ochtend uren van ons weggegaan.
Plotseling geroepen door haar Hemelse Vader en ze moest gaan
zonder afscheid te kunnen nemen van haar ouders, broer en zusje.
Van haar vriend, vriendinnen die op haar stonden te wachten, van de wereld waar zij liefdevol
was ontvangen en gekoesterd.
Van haar lieve paard waar zij als haar eigen kindje verzorgde.
De laatste levende wezen die haar gezien had die avond van 10 oktober.
Alle gevoelens van boosheid, onbegrip, woede, immens verdriet,
verbijstering en ongeloof passeerden als een mallemolen mijn hersenen
tot op de dag van vandaag. Met een brok in de keel schrijf ik dit stukje.
Verdriet heeft nu een naam: Tommy.
De naam van de dader, die dronken en onder invloed van drugs mijn dochter dood reed.
Hij had al maanden geen rijbewijs, voor altijd afgenomen en toch maar blijven rijden.
De zinloosheid van zijn daad maakte me telkens boos en hopeloos.
Hoe haalt hij het in zijn hoofd?
Met zijn roekeloze daad is een berg dood en verderf in mijn leven gekomen.
Geen seconde kan ik leven zonder aan Priscilla’s tragedie te denken.
Ja, er waren wel mooie momenten na die bewuste oktober gekomen, het leven ging gewoon door,
maar die momenten leken vervreemd, anders van wat ik gewend was.
Ze zijn versteend en kil, onecht en weinig betekenend.
Mijn leven is niet meer dat simpele leven ervoor, het is vol littekens en ongenezen wonden.
Ik ben niet meer de oude, het kan ook niet, de gebeurtenis heeft je wezen voorgoed veranderd,
want met priscilla ben je als mens, als moeder, ook dood gegaan.
Niet lichamelijk, van buiten zie je misschien er weinig van,
maar van binnen druppelt nog steeds bloed uit mijn hart, uit mijn ziel, uit mijn gedachten.
De smaak van mijn bloed is bitter, vergiftigd en zuur van verdriet.
Als ik geen geloof had in de levende God dan had het nu al anders eruit gezien met me.
Ik weet niet wat ik zou doen, maar het ziet er in ieder geval niet best uit.
Er is gelukkig nog een hand die mij vast houdt.
En ik klamp me aan deze hand vast, hopelijk houd ik het tot mijn dood vol.